Portefeuillehouder
W. Jaeger
Context en achtergrond
In het programma Financiën zijn de algemene dekkingsmiddelen opgenomen: onder meer de
algemene uitkering en opbrengsten uit belastingen, waaronder de onroerende zaakbelasting. Daarnaast bevat het programma de kosten die zijn gemoeid met de heffing en inning van die belastingen en de financieringskosten. Kosten die achteraf niet meer kunnen worden verdeeld over de programma's als ook toevoegingen en onttrekkingen aan reserves en voorzieningen worden eveneens op programma 1 verantwoord.
Al deze posten hebben met elkaar gemeen dat ze een (belangrijke) bijdrage leveren aan het
functioneren van de gemeentelijke organisatie en het realiseren van de beleidsdoelen van de organisatie. Ze zijn echter niet aan een of enkele specifieke doelstellingen gekoppeld, zoals dat in de andere programma’s wél het geval is. Dit programma is daarom anders ingericht dan de programma’s 2 tot en met 16. In de programma's 2 tot en met 16 zijn de lasten groter dan de baten. Het positieve saldo van dit programma Financiën vormt de dekking voor deze programma’s.
In de begroting 2015 is een apart hoofdstuk opgenomen met informatie over algemene dekkingsmiddelen. In deze jaarrekening hebben wij dat hoofdstuk verwerkt in dit programma.
Ook op andere plekken in deze concernjaarstukken is
informatie te vinden over de onderwerpen van het programma Financiën:
· De paragraaf Lokale Heffingen (6.1).
· De paragraaf Weerstandsvermogen (6.2).
· De paragraaf Financiering (6.4).
. De paragraaf Verbonden Partijen (6.6).
· Hoofdstuk 7, paragraaf 7.2.3 Analyse financiële verschillen algemene dekkingsmiddelen.
· Hoofdstuk 7, paragraaf 7.3.5 Algemene uitkering uit het gemeentefonds.
· Hoofdstuk 7, paragraaf 7.3.6 Lasten en baten financieringsfunctie.
. Hoofdstuk 8, paragraaf 8.3.2 Investeringskredieten.
· Hoofdstuk 8, paragraaf 8.3.3., bevat een toelichting op de reserves.
In Hoofdstuk 7.1 (Financieel overzicht) ziet u de financiële samenhang tussen programma’s, de
algemene dekkingsmiddelen, de mutaties in reserves en het saldo op de begroting/rekening.
De algemene dekkingsmiddelen bestaan uit de volgende onderdelen:
Ongebonden lokale heffingen
Onderdeel van de algemene dekkingsmiddelen zijn de ongebonden lokale heffingen. Dit
zijn lokale heffingen waarvan de besteding door de gemeente Hilversum zelf kan worden bepaald. Belangrijkste onderdeel van de ongebonden lokale heffingen vormt de OZB opbrengst (deze bestaat uit het eigenarendeel niet-woningen, het gebruikersdeel niet-woningen en het eigenarendeel woningen). Afgesproken is om met ingang van 2015 jaarlijks een deel van de OZB niet-woningen te storten in een stadsfonds. Het tarief is hiervoor met 10,25% verhoogd. Materieel gesproken is dit deel van de OZB-opbrengst dus gebonden. Onder de ongebonden lokale heffingen vallen verder de honden- en precariobelasting. Er is sprake van een meevaller van € 385.000, die in hoofdzaak is toe te schrijven aan een hogere ozb-opbrengst (zie verder paragraaf 6.1 Lokale heffingen en paragraaf 7.2.3 Toelichting algemene dekkingsmiddelen).
Algemene uitkering / integratie-uitkering sociaal domein
De uitkeringen uit het gemeentefonds (algemene uitkering en integratie-uitkering sociaal domein) vormen verreweg de belangrijkste algemene dekkingsmiddelen. De uitkering uit het gemeentefonds valt € 668.000 hoger uit (voornamelijk algemene uitkering). In paragraaf 7.2.3 is onder beleidsdoel 01.02 toegelicht waar dit voordeel vandaan komt. Paragraaf 7.3.5 bevat een specificatie van de uitkeringen uit het gemeentefonds.
Dividenden
Onze gemeente ontvangt dividenden uit twee deelnemingen, te weten de Bank Nederlandse
Gemeenten en het waterleidingbedrijf Vitens (zie paragraaf 6.6 Verbonden Partijen). Het gaat om relatief beperkte bedragen: Vitens € 261.000 op rekeningbasis (= een voordeel van € 10.000 ten opzichte van de begroting). De BNG € 69.000 op rekeningbasis (= een nadeel van € 71.000 ten opzichte van de begroting). De winst van de BNG was fors lager dan het jaar ervoor, omdat de BNG bepaalde bezittingen administratief heeft moeten afwaarderen. Dit heeft te maken met de maatregelen die banken na de schuldencrisis moeten uitvoeren om hun balans te versterken.
In paragraaf 6.6 Verbonden Partijen is meer informatie te vinden over de BNG en Vitens.
Saldo van de Financieringsfunctie
De financieringslasten vallen € 1.900.000 mln lager uit. Het gaat om lagere rente- en afschrijvingslasten. In de begroting was hiermee voor een bedrag van € 0,8 mln
al rekening gehouden. Netto bedraagt het voordeel dus € 1,1 mln.
Het voordeel wordt veroorzaakt doordat niet alle investeringen volgens plan verlopen. Investeringen kunnen vertraging oplopen door complexe procedures en inspraak. Er is daarom minder geleend dan was begroot. Daarnaast was ook de prijs/het rentepercentage voor de nieuwe leningen lager dan verwacht (zie ook de paragraaf financiering). Verder vallen door het lagere investeringsvolume de afschrijvingslasten mee.
Van het voordeel van € 1.900.000 is afgerond € 1.630.000 op de begrotingsprogramma's terechtgekomen, waarvan € 350.000 op programma 1. Het verschil ad € 270.000 (€ 1.900.000 minus € 1.630.000) komt als voordeel op de kostenplaats kapitaallasten tot uitdrukking.
In paragraaf 6.4. Financiering gaan wij uitgebreider in op het in 2015 gevoerde financieringsbeleid en relevante zaken zoals de ontwikkeling van de korte en lange rente, de kasgeldlimiet en de rente risiconorm. In paragraaf 8.3.2 gaan wij in op het verloop van de investeringen.
Overige algemene dekkingsmiddelen
Hieronder zijn onder andere opgenomen de lasten van de heffing en invordering van de gemeentelijke belastingen en de uitvoering van de Wet Waardering Onroerende Zaken. Daarnaast zijn opgenomen de saldi van de kostenplaatsen van de afdelingen en de ‘algemene baten en lasten’.
Deze posten maken onderdeel uit van de posten 01.02, 01.03 en 01.04 uit de financiële verantwoording bij dit programma. De verschillen ten opzichte van de begroting worden toegelicht in paragraaf 7.2.3.
Onvoorzien
Jaarlijks wordt in de begroting een post voor onvoorziene uitgaven opgenomen (begroting 2015: € 107.000). Dit maakt het mogelijk om in het begrotingsjaar onvoorziene (dus niet begrote) uitgaven, die onontkoombaar en onuitstelbaar zijn (de 3 o’s), op te vangen. Als deze uitgaven structureel zijn, moeten ze uiteraard in de volgende begroting structureel worden gedekt. De post onvoorzien maakt onderdeel uit van de weerstandscapaciteit. In paragraaf 6.2 Weerstandsvermogen en risicobeheersing kunt u meer lezen over de relatie tussen risico’s en weerstandscapaciteit. In 2015 is € 37.000 gebruikt voor dekking van het project Struikelstenen. Er resteert een budget van € 70.000 dat niet is benut en als voordeel in deze rekening tot uitdrukking komt.