6.2.1. Inleiding

De paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing (verder: paragraaf Weerstandsvermogen) is een door het BBV (Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten) voorgeschreven begrotingsparagraaf. De paragraaf bestaat uit drie onderdelen:

  • Kengetallen (paragraaf 6.2.2);
  • Weerstandsvermogen en risicobeheersing (paragraaf 6.2.3):
  • De gedecentraliseerde regelingen in het sociale domein (paragraaf 6.2.4).

Deze onderdelen worden elk voor zich ingeleid.

6.2.2. Kengetallen

Sinds de wijziging van 15 mei 2015 schrijft het BBV voor dat in de paragraaf Weerstandsvermogen zes kengetallen worden opgenomen. De wetgever wil met deze kengetallen inzicht geven in de financiële weerbaarheid en wendbaarheid (de mate waarin bij een tegenvaller financieel kan worden bijgestuurd) van de gemeente. De kengetallen geven aan over hoeveel financiële ruimte de gemeente beschikt om structurele en incidentele lasten te dekken of op te vangen. De kengetallen moeten worden beoordeeld in samenhang met elkaar en met de financiële positie. De beoordeling geschiedt door het college (Nota van Toelichting bij het wijzigingsbesluit). Het rijk en de provincie (de financiële toezichthouder van de gemeente) beoordelen de kengetallen van de gemeente niet en stellen er dan ook geen normen voor op (Nota van Toelichting, p. 4).

Tabel: kengetallen

Verloop van de kengetallen

beoordeling

Ref.

Kengetal

JS2014

PB2015

JS 2015

PB2016

1

netto schuldquote

85%

79%

73%

79%

goed

2

netto schuldquote gecorr. voor verstr. leningen

84%

79%

73%

79%

goed

3

solvabiliteitsratio

27%

24%

28%

26%

matig

4

grondexploitatie

11%

10%

9%

12%

n.v.t.

5

structurele exploitatieruimte

4,6%

0,2%

1,7%

1,1%

goed

6

belastingcapaciteit

106%

102%

99%

100%

goed

De berekening van de kengetallen en de inrichting van de tabel waarin de kengetallen moeten worden getoond, zijn voorgeschreven in een ministerieel besluit (9 juli 2015). In het geval van de jaarstukken moeten de kengetallen worden vermeld van jaar t – 2 (nu 2014 op realisatiebasis) en van het jaar t – 1) (nu 2015 op begrotingsbasis en op realisatiebasis).De berekening is voor het eerst gemaakt bij de programmabegroting 2016. Deze kolom is daarom gehandhaafd.

Betekenis en beoordeling van de kengetallen

1. Netto schuldquote

Betekenis. De netto schuldquote vergelijkt de netto schuld met de jaarlijkse inkomsten van de gemeente. De netto schuld is de totale schuld (kortlopend en langlopend) minus de geldelijke bezittingen zoals banktegoeden en uitgeleend geld. Het percentage dat hieruit voortkomt, geeft een indicatie van de druk van de rentelasten en aflossingen op de begroting.
Beoordeling. De VNG hanteerde tot nu toe een vergelijkbaar kengetal voor de beoordeling van de schuldenlast van gemeenten. Een score lager dan 100% beoordeelt de VNG als een normale schuld. In overeenstemming met deze kwalificatie beoordelen wij de uitkomst van Hilversum als goed.

2. Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen

Betekenis. Dit kengetal verschilt maar op één, voor Hilversum ondergeschikt punt van het vorige: in dit kengetal worden uitgeleende gelden buiten beschouwing gelaten. Die komen immers normaal gesproken weer terug naar de gemeente. Bij een groot bedrag aan uitgeleende gelden zal het percentage lager/gunstiger uitvallen dan het percentage onder 1. Hilversum heeft een bedrag van € 1,2 miljoen aan leningen, waarvan de lening aan de Stichting Stimuleringsfonds Nederlandse Gemeenten (SVN) met € 1,1 miljoen de grootste is
Beoordeling. Hilversum heeft geen grote bedragen uitgeleend, dus de uitkomst is vrijwel gelijk aan die van het eerste kengetal. Onze beoordeling is daarom hetzelfde, namelijk goed.

3. Solvabiliteitsratio

Betekenis. De solvabiliteitsratio geeft aan in welke mate het bezit van de gemeente is gefinancierd met eigen vermogen, of, anders gezegd, in welke mate het bezit is afbetaald. Het kengetal geeft aan of de gemeente, als de nood aan de man komt, met de opbrengst van de bezittingen haar schulden kan aflossen.
Beoordeling. De VNG hanteerde tot nu toe een min of meer vergelijkbaar kengetal voor de beoordeling van de verhouding eigen / vreemd vermogen. Een solvabiliteitsratio hoger dan 30% is volgens de VNG normaal, een ratio tussen de 20% en 30% geeft aan dat het bezit met relatief veel vreemd vermogen is gefinancierd  en een ratio lager dan 20% is dat in nog sterkere mate het geval . Hierbij moet in aanmerking worden genomen dat de VNG de voorzieningen tot het eigen vermogen rekent. Het BBV, dat wij wettelijk verplicht volgen, rekent de voorzieningen echter tot het vreemd vermogen. Het zonder meer van toepassing verklaren van de VNG-norm leidt dus tot een relatief ongunstige uitkomst voor Hilversum. Desondanks hanteren wij, bij gebrek aan beter, de VNG-norm en kwalificeren de uitkomst als matig.

4. Grondexploitatie

Betekenis. Dit percentage is de uitkomst van de vergelijking van de waarde van ons grondbezit met de jaarlijkse inkomsten van de gemeente en moet een idee geven in hoeverre de gemeente, indien zij schulden is aangegaan om grond aan te schaffen ten behoeve van grondexploitaties, in staat is deze schulden af te lossen.
Beoordeling. Hilversum sluit geen aparte leningen af voor de aanschaf van gronden. Aangezien we niet kunnen bepalen welk aandeel van onze leningen betrekking heeft op grondexploitaties en er dus geen relatie te leggen is met potentiële verkoopopbrengsten, beschouwen wij dit kengetal als niet van toepassing op de Hilversumse situatie. Aangezien de kengetallen 1 en 2 wel bruikbaar zijn en qua opzet vergelijkbaar zijn, brengt dit de algehele beoordeling (zie verderop) niet in gevaar.

5. Structurele exploitatieruimte

Betekenis. De structurele exploitatieruimte geeft aan in hoeverre de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten (waaronder de rente en aflossing van leningen) te dekken. Anders gezegd, een percentage van 0 of hoger geeft aan dat Hilversum geen structurele kosten dekt met incidentele inkomsten.
Beoordeling. Het kengetal is op rekening basis 2015 uitgekomen op 1,7% (geraamd + 0,2%). Een negatief getal betekent dat structurele lasten ten dele met incidentele baten zijn gedekt. Het gevaar daarvan is, dat als die incidentele inkomsten wegvallen, er een gat in de begroting ontstaat. Wij kwalificeren de uitkomst op dit kengetal als goed.

6. Belastingcapaciteit

Betekenis. Dit kengetal geeft aan hoe de gemiddelde woonlasten in Hilversum zich verhouden tot de landelijk gemiddelde woonlasten. Tot de woonlasten worden gerekend de onroerendezaakbelasting, de afvalstoffenheffing en de rioolheffing.
Beoordeling. Voor de realisatie 2015 ligt de uitkomst op 99%. Dat betekent dat de gemiddelde lasten in Hilversum marginaal onder het landelijk gemiddelde liggen. In het overzicht dat COELO elk jaar publiceert, zijn onze tarieven ook lager dan landelijk gemiddeld.  Mede omdat het verloop van het kengetal dalend is, kwalificeren wij het al met al als goed.

Algeheel oordeel

Het vernieuwde BBV schrijft voor: “een beoordeling van de onderlinge verhouding tussen de kengetallen in relatie tot de financiële positie” (sic). Volgens de Nota van Toelichting bij het wijzigingsbesluit is het aan het college om die beoordeling te geven. Er zijn geen voorgeschreven normen voor de beoordeling. Ons college beoordeelt de “onderlinge verhouding van de kengetallen in relatie tot de financiële positie” als goed omdat vier van de vijf kengetallen die kwalificatie verdienen en daarnaast het weerstandsvermogen (zie sectie III) en de meerjarenraming laten zien dat de gemeente Hilversum een robuuste financiële positie heeft.

6.2.3. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

1.  Inleiding

Het weerstandsvermogen is de verhouding tussen de aanwezige en de benodigde weerstandscapaciteit. Het weerstandsvermogen van de gemeente Hilversum is 16. Dat beoordelen wij als uitstekend.
In de volgende paragrafen leggen we uit hoe we tot deze waardering zijn gekomen. Eerst bespreken we het beleidskader omtrent risico’s en weerstandscapaciteit (§2). Vervolgens inventariseren we de risico’s die de financiële positie kunnen bedreigen en brengen die samen in een risicoprofiel (§3). Dan berekenen we de weerstandscapaciteit (§4) en ten slotte berekenen en beoordelen we het weerstandsvermogen (§5).

2.  Beleid met betrekking tot risico’s en weerstandscapaciteit

Het beleidskader bestaat uit de door de raad vastgestelde nota’s Reserves & Voorzieningen en Risicomanagement & Weerstandsvermogen. Zoals vermeld in de nota Risicomanagement & weerstandsvermogen is het beleidsdoel van de gemeente Hilversum op het gebied van risico’s te voorkomen dat elke tegenvaller invloed heeft op de voortzetting van taken op het geldende niveau.
Aangezien tegenvallers zich manifesteren in hogere lasten of lagere baten dan waarmee vooraf
rekening is gehouden, rust het beleid op twee pijlers:
1.Ten eerste wordt via de inrichting van het begrotingsproces gezorgd dat uitgaven die onvermijdelijk op de gemeente afkomen tijdig in de begroting worden opgenomen. Daartoe worden ieder jaar in het kader van de opstelling van de begroting gemeentebreed autonome ontwikkelingen geïnventariseerd en beoordeeld op ‘vermijdelijkheid’. Met algemene kostenontwikkelingen zoals loon- en prijsstijgingen wordt - in relatie tot de verwachte ontwikkeling van de algemene uitkering - in de meerjarenraming rekening gehouden via stelposten. Zo wordt voorkomen dat deze voorzienbare en kwantificeerbare ontwikkelingen leiden tot overschrijdingen van de begroting.
2. In de tweede plaats worden mogelijke negatieve ontwikkelingen die te voorzien en min of meer
kwantificeerbaar zijn, maar waarvan onzeker is of ze zich zullen voordoen (risico’s), in beeld gebracht in de paragraaf Weerstandsvermogen van begroting of rekening. Dat kan leiden tot bijstelling van de hoogte van de algemene reserve.

Financiële tegenvallers kunnen leiden tot rekeningtekorten. Deze worden in eerste instantie opgevangen door de algemene reserve, bestaand uit de ‘algemene reserve ongebonden’ en de ‘algemene reserve gebonden’ (voor uitleg van deze termen, zie §4). Door de kans dat zich onvermijdelijke maar niet begrote uitgaven voordoen te verkleinen - op de wijze zoals bij (1) beschreven - wordt het risico dat een beroep moet worden gedaan op de algemene reserve verkleind.

3. Risicoprofiel

Onder risico’s verstaan we alle voorzienbare gebeurtenissen met mogelijk negatieve financiële gevolgen – hogere lasten of lagere baten - waarvan niet zeker is dat ze zich daadwerkelijk zullen voordoen, of wat de omvang van de financiële gevolgen zal zijn als ze zich voordoen. Vanwege deze onzekerheid is met deze gebeurtenissen nog geen rekening gehouden door het opnemen of aanpassen van budgetten in de begroting, het vormen van voorzieningen of bestemmingsreserves, of het afwaarderen van activa. Dit betekent dat als zo’n gebeurtenis daadwerkelijk optreedt, het financiële gevolg zich manifesteert als (a) een niet begrote uitgave,  (b) een hoger-dan-begrote uitgave of (c) een lager-dan-begrote inkomst. In de wandelgangen noemen we dit een ‘financiële tegenvaller’. Voor het samenstellen van het financiële risicoprofiel hebben we de risico’s, uitgaande van de gegevens die bij het opstellen van deze jaarstukken bekend zijn. Het gaat hierbij om de niet afgedekte risico’s, dus risico’s waar geen budget, afwaardering, voorziening, bestemmingsreserve of verzekering tegenover staat.

In overeenstemming met een advies van de rekeningencommissie worden de gesignaleerde risico’s zo goed mogelijk gekwantificeerd. De kwantificering van de risico’s bestaat uit een inschatting van enerzijds het bedrag dat met het risico gemoeid kan zijn, en anderzijds de kans dat de risico-gebeurtenis daadwerkelijk optreedt.

Voor de volgorde in deze tabel is gekozen voor de programma’s in deze jaarstukken. Omdat deze paragraaf ‘vooruit kijkt’, is ook het nummer en (afgekort) de naam van de programma’s vanaf de programmabegroting 2016 opgenomen.

Tabel: risicoprofiel (risico's die worden afgedekt met de weerstandscapaciteit)

Ref.

Risico

Progr.
Oud

Progr.
Nieuw

Kans

Risicobedrag

Benodigde weerstandscapaciteit

incid

struct

incid

struct

1

Groot onderhoud Gemeentefonds

1

5. Fin

75%

     1.300

          975

2

Herkeuringen WIA

1

5. Fin

10%

     2.000

          200

3

Saldo inkomsten en uitgaven bijstand (BUIG)

2

3. Werk

50%

     1.800

          900

4

Opbrengst locaties onderwijshuisvesting

3

2. Zorg

50%

          60

            30

5

Niet voorziene investeringen in onderwijshuisv.

3

2. Zorg

50%

          20

            10

6

Grondexploitaties

7

5. Fin

50%

     2.947

       1.474

7

Vrijvallen balanspost Arenapark

7

5. Fin

70%

     1.480

       1.036

8

Gewaarborgde geldleningen sociale woningbouw

7

1. W&L

1%

     5.500

            55

9

Direct gegarandeerde leningen

7

1. W&L

5%

     5.700

          285

10

Gegarandeerde woninghypotheken

7

1. W&L

1%

     2.716

            27

11

Stijging participantenbijdrage GNR

7

1. W&L

25%

          55

            14

12

Diverse risico's

div.

div.

70%

 P.M. 

 P.M. 

Toelichting op de onderdelen van het risicoprofiel

1. Groot onderhoud gemeentefonds

Programma: 1 (Financiën)
Bedrag: € 1.300.000 structureel
kans 75%

Sinds 2010 onderzoekt het rijk of de verdeling van de algemene uitkering over de gemeenten beter kan. De effecten van het eerste onderzoeksgedeelte zijn verwerkt in de begroting 2015. Het tweede en laatste onderzoeksgedeelte is afgerond in het voorjaar van 2015 en zou voor Hilversum een nadeel opleveren van € 1,47 miljoen = € 17,- per inwoner (zie raadsinformatiebrief 2015-25). Uit de meicirculaire 2015 is gebleken dat dit nadeel zich niet voordoet. Dit heeft te maken met de negatieve adviezen van de Raad voor de Gemeentefinanciën en de VNG over de manier waarop een deel van deze laatste onderzoeksfase is uitgevoerd. Om die reden heeft het rijk de uitkomsten met betrekking tot dit onderzoeksgedeelte dat juist voor Hilversum nadelig uitpakte, buiten beschouwing gelaten. Het betreffende cluster (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Stedelijke Vernieuwing) wordt nu opnieuw onderzocht. De resultaten worden bij de meicirculaire 2016 bekend gemaakt en treden in werking met ingang van 2017. Hoewel de uitkomst moeilijk te voorspellen is, gaan we er vanuit
dat het aanvankelijke nadeel niet hoger wordt, maar ook niet ineens zal omslaan in een voordeel. Volgens afspraken tussen VNG en rijk mag het bedrag dat een gemeente minder krijgt als gevolg van de herijking van de systematiek van het Gemeentefonds, niet meer zijn dan € 15 per inwoner. Met 87.000 inwoners betekent dat voor Hilversum een risico van ten hoogste € 1,3 miljoen. We schatten de kans op 75%.

2. Herkeuringen WIA

Programma: 1 (Financiën)
Bedrag: € 2.000.000 incidenteel
Kans: 10 %

In het kader van de verscherpte herkeuringen WIA (voorheen WAO) loopt de gemeente een risico.
Onbekend is of er nog (ex-)medewerkers van de gemeente Hilversum daadwerkelijk afgeschat gaan
worden en zo ja, tegen welk percentage. Een lager percentage leidt tot extra lasten omdat de gemeente zelf de WW-uitkering of het wachtgeld betaalt. Vanwege de vele onzekerheden (aantal, leeftijd, inschaling, afschattingspercentage, huidige rechten op wachtgeld of WW, enz.) kunnen de werkelijke kosten aanzienlijk variëren. De grootste kans op afschattingen is geweest op het moment van wetswijziging. Tot dusver hebben bij voormalige personeelsleden, die een WAO-uitkering hadden, geen daadwerkelijk afschattingen plaatsgevonden. Gezien de ervaringen bij andere gemeenten is er evenwel geen garantie dat er geen claims zullen binnen komen. Het risico blijft bestaan, omdat het UWV herkeuringen uitvoert. We schatten het maximale risicobedrag op € 2.000.000. We schatten de kans op 10%.

3. Saldo inkomsten en uitgaven bijstand

Programma: 2 (Sociale zaken)
Bedrag: € 1.800.000 structureel
Kans: 50%

Indien de instroom in de bijstand gedurende een periode groter is dan de uitstroom, stijgt het aantal bijstandsontvangers. Het risico bestaat dan dat het door het Rijk toegekende budget BUIG (het budget voor alle door de gemeente verstrekte uitkeringen tezamen, dus inclusief de ‘kleine regelingen’ IOAW en IOAZ), niet toereikend is. De verdeelsystematiek van het inkomensdeel volgt namelijk niet exact de lokale ontwikkeling van het bestand, maar is gebaseerd op een aantal zogeheten ‘objectieve factoren’.
Het maximale risicobedrag is het verschil tussen het maximale eigen risico dat van toepassing is op het BUIG-budget en het geraamde saldo van de inkomsten en uitgaven van de bijstand. De rijksbijdrage wordt elk jaar rond 1 oktober gepubliceerd. Onze consistente beleidslijn bij de BUIG is dat we de begroting ná deze definitieve vaststelling van het budget voor de BUIG, aanpassen.
Voor tekorten op het BUIG-budget geldt een getrapte vergoeding, waarbij tekorten van 5% tot 10% voor de helft worden vergoed. Tekorten boven de 10% worden volledig vergoed uit de ‘vangnetregeling’. Het maximale eigen risico is dus 7,5% van het BUIG-budget. Voor Hilversum betekent dat in 2016 (omdat deze paragraaf ‘vooruitkijkt’, wordt bij dit risico uit gegaan van cijfers programmabegroting 2016) een maximaal eigen risico van 7,5% x € 24 miljoen = € 1,8 miljoen. Omdat het geraamde saldo in 2016 € 0 is, is het maximale risicobedrag gelijk aan het maximale eigen risico: € 1,8 miljoen. We schatten de kans op 50%. Om de budgettaire druk te verminderen zet Hilversum in op het stimuleren van de uitstroom uit de uitkering en waar mogelijk het beperken van de instroom op basis van het in de raad vastgestelde Meerjarenbeleidsplan Participatie 2015-2018.

4. Opbrengst locaties onderwijshuisvesting

Programma: 3 (Onderwijs en jeugdzaken)
Bedrag: € 60.000 structureel
Kans: 50%

In het huidige investeringsprogramma zijn op diverse investeringen inkomsten in mindering gebracht
die moeten komen uit de opbrengst van te verkopen locaties, zoals aan de Mozartlaan en de Jan
Blankenlaan. Het gaat in totaal om ongeveer € 3 miljoen. Gelet op de economische situatie en het feit dat een deel van de locaties nog in gebruik is, is er onzekerheid over wanneer deze opbrengsten worden gerealiseerd en of ze zo hoog zullen zijn als geraamd. Indien de inkomsten € 1 miljoen lager uitvallen, leidt dit tot hogere kapitaallasten van € 60.000 per jaar. We schatten de kans op 50%.

5. Niet-voorziene investeringen in onderwijshuisvesting

Programma: 3 (Onderwijs en jeugdzaken)
Bedrag: € 20.000 structureel
Kans: 50%

In het Integraal Huisvestingsplan (IHP) 2012-2020 zijn de ontwikkelingen in kaart gebracht op het
gebied van onderwijshuisvesting voor de periode tot en met 2020 en de financiële consequenties
daarvan. Het IHP gaat uit van een meerjarenplanning op basis van een investeringsplafond. Dit investeringsplafond is teruggebracht van € 6,9 miljoen in 2012 tot € 3,4 miljoen per jaar met ingang van 2016. Het nieuwe IHP gecombineerd met het OHP 2017 staat gepland voor de raadsvergadering van 10 juni 2016.
In het IHP zijn maatregelen opgenomen om ervoor te zorgen dat de benodigde investeringen binnen dit jaarlijkse plafond blijven. Er wordt sinds 2013 gewerkt vanuit het gesloten-box-principe. Dit betekent dat als er onverhoopt toch hogere investeringen moeten worden gedaan dan het bovengenoemde plafond, dit binnen het programma moet worden opgevangen door verschuivingen over de jaren of tussen scholen. De gemeenteraad heeft op 16 december 2015 de nieuwe verordening Voorziening onderwijshuisvesting vastgesteld. Hierdoor zijn de grenzen voor medegebruik verruimd en de kans op uitbreiding verkleind. Toch blijft er een risico dat extra niet-voorziene investeringen noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld door veranderingen in leerlingenstromen (bijvoorbeeld door hogere instroom van asielzoekers en statushouders en groei van het internationale onderwijs), de aanbestedingsmarkt, het monumentale karakter van schoolgebouwen of nieuw beleid van het rijk.
Het risicobedrag is weergegeven in kapitaallasten, berekend op basis van een investeringsrisico van € 300.000. Vanwege (1) het bijna gehalveerde budgetplafond, (2) de groei in het leerlingenaantal in Hilversum Oost die langer aanhoudt dan voorzien, en (3) de verscherpte eisen in het Bouwbesluit, waardoor het door het Rijk gestelde normbedrag niet meer toereikend is, schatten we de kans op 50%.

6. Grondexploitaties

Programma: 7 (Wonen / ISV)
Bedrag: € 2.947.000 incidenteel
Kans: 50%

Binnen de gemeente Hilversum worden de grondexploitaties jaarlijks geanalyseerd en geactualiseerd, omdat zich binnen grondexploitaties aanzienlijke risico’s kunnen voordoen als gevolg van bijvoorbeeld marktontwikkelingen en saneringskosten. Voor alle verliesgevende grondexploitaties is een voorziening gevormd op basis van de in de Actualisering Grondexploitaties 2015 geraamde nadelige saldi. Het risico dat grondexploitaties nadeliger uitvallen dan voorzien is daarmee echter niet afgedekt. Vandaar dat de grondexploitaties tevens in de risicoparagraaf aan de orde komen.
Voor de risico-analyse met betrekking tot de grondexploitaties maken we onderscheid tussen enerzijdsprijsrisico’s, die voor alle grondexploitaties gelijkelijk gelden, en anderzijdsintrinsieke risico’s van de afzonderlijke grondexploitaties.
Wat betreft deprijsrisico’s: In de huidige markt is het moeilijk in te schatten hoe de prijzen zich in de nabije toekomst zullen ontwikkelen. Dit geldt zowel voor de lasten- als voor de batenkant. In de actualisering 2016 anticiperen wij op de marktomstandigheden door de lastenmet 1,5 %en de batenniette laten stijgen. Dit doen wij op basis van de verwachtingen van:

  • de consumenten-prijsindexen van het CBS (verkoopcijfers en prijswijzigingen woningbouw);
  • het Bureau Documentatie Bouwwezen (kostenontwikkelingen van investeringen in vastgoed);
  • de Nederlandse Vereniging van Makelaars: verkoopcijfers en prijswijzigingen in de woningbouw;
  • diverse informatiebronnen op het internet betreffende grond-, weg- en waterbouw.

Afgezet tegen het bovengenoemd uitgangspunt van 1,5% voor de lasten en 0% voor de baten schatten wij het risico van afwijkende prijsontwikkelingen als volgt in:

  1. 1 % extra kostenstijging ad. € 85.000
  2. 1 % opbrengstendaling ad. € 460.000

Het maximale risico van de mogelijke tegenvallers (kostenstijging plus opbrengstendaling) ligt daarmee op € 545.000 (€ 85.000 + € 460.000).

Voor wat betreft deintrinsieke risico’s van afzonderlijke grondexploitaties:
Elke grondexploitatie heeft haar eigen specifieke risico’s. Onderstaand schema geeft de inschatting daarvan voor het totaal van alle grondexploitaties, met een vergelijking tussen de inschatting bij de vorige actualisatie (maart 2015) en de nieuwste actualisatie (maart 2016).

Het bedrag aan risico's ad € 2.402.000 heeft vooral betrekking op de exploitatie Anna's Hoeve (€ 1.929.000) en bestaat verder uit een zestal kleinere risico's.

Als we de risicobedragen van de afzonderlijke grondexploitaties bij elkaar optellen en daar het risicobedrag van de prijsrisico’s bij optellen, komen we op een totaal van € 2.947.000 (€ 545.000 + € 2.402.000). We schatten de kans op 50%.

7. Vrijval balanspost Arenapark

Programma: 7 (Wonen / ISV)
bedrag: € 1.480.000 incidenteel
kans: 70%

In de afgelopen 10 jaar zijn de resterende gronden op het Arenapark niet tot ontwikkeling gekomen. Er is daarom ook geen openbare infrastructuur aangelegd. Hiervoor was een bedrag van € 3,7 miljoen gereserveerd. Er is geen zicht op voltooiing van de ontwikkeling van het park op basis van het huidige Masterplan. Om die reden is er geen grond om middelen te blijven reserveren voor investeringen die met dit plan samenhangen. Wij willen deze middelen daarom aan de algemene reserve toevoegen. De gedachtevorming voor een nieuw plan begint op gang te komen. De openbare ruimte wordt hierin meegenomen. Mocht een deel van de openbare ruimte buiten het kader van een eventueel nieuw plan vallen, dan moet voor dat gedeelte apart financiering worden gevonden. Wij schatten dat gedeelte in op 40%. Voor deze 40% lopen wij dus een risico, waarvan we de kans dat het optreedt schatten op 70%. Het risicobedrag komt dan uit op (€ 3,7 miljoen x 40% = € 1.480.000) x 70% = € 1.036.000.

8. Gewaarborgde leningen sociale woningbouw (achtervang)

Programma: 7 (Wonen / ISV)
bedrag: € 5.500.000 structureel
kans: 1%

Het WSW (Waarborgfonds Sociale Woningbouw)  borgt voor rente- en aflossingsverplichtingen van leningen die corporaties afsluiten op de kapitaalmarkt om de sociale woningbouw in de gemeente te bevorderen. De gemeente Hilversum vormt samen met andere Nederlandse gemeenten en het Rijk een tertiaire achtervang voor de leningen.
Per ultimo 2015 was de stand van het door Hilversum geborgde aandeel € 418 miljoen (op een totaal voor Nederland van € 84,5 miljard (cijfers 2014).
De achtervang werkt als volgt. Eerst moeten de corporaties de eigen reserves aanspreken om verliezen te dekken. Daarna wordt het vermogen van het waarborgfonds aangesproken. Als het fonds onder een bepaald peil zakt, moeten Rijk (50%), schadegemeenten (25%) en alle overige gemeenten (25%) het tekort samen aanvullen door het verstrekken van renteloze leningen aan het fonds, die worden terugbetaald zodra het vermogen van het fonds weer op peil is.
De met deze renteloze leningen gemoeide rentederving komt ten laste van de kredietverstrekkers/gemeenten.
De kans dat aanspraak gemaakt wordt op de gemeentelijke achtervang is gering, maar kunnen invloed hebben op de gemeentelijke schuldpositie en de rentelasten van de gemeente.
De gemeente zal moet financieren met een langlopende schuld waar rente over moet worden betaald.
Het financiële risico wordt op ‘laag’ geschat.

Ten behoeve van de risico-analyse gaan we uit van de hieronder weergegeven casus.

Gezien het geringe aandeel van Hilversum in het totaal van de door het WSW geborgde leningen, doet het gebruik van verschillende peildata in de casus geen afbreuk aan het berekende risicobeeld.
We hebben de casus doorgerekend aan de hand van de volgende vier scenario’s:
Scenario 1: Stel dat alle corporaties, waarvoor Hilversum een achtervangpositie heeft ingenomen of gaat innemen, niet meer aan hun verplichtingen van de geborgde leningen (€ 418 miljoen B) kunnen voldoen.
Scenario 2:Stel dat landelijk een aantal corporaties voor een bedrag van 4,7 miljard (D) niet meer aan hun verplichtingen inzake geborgde leningen kunnen voldoen, waarbij de gemeente Hilversum niet tot de schadegemeenten behoort.

Scenario 3: Idem als scenario 2, maar nu behoort de gemeente Hilversum wel tot de schadegemeenten. We gaan er in dit scenario vanuit, dat € 234 miljoen (van de € 418 miljoen aan geborgde leningen, waarvoor de gemeente Hilversum een achtervangpositie heeft ingenomen of gaat nemen) gerekend kan worden tot de schadeveroorzakende leningen.

Scenario 4: Stel dat er een systeemcrisis ontstaat, waarbij geen enkele corporatie niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen en het WSW wordt aangesproken voor het totaal van de geborgde leningen.
Deze vier scenario’s leiden tot de volgende berekening:

Bij de interpretatie van de berekening dient op drie punten acht geslagen te worden:

  • Gemakshalve hebben we in deze vier scenario’s de eerste zekerheidstelling van het WSW (liquiditeit en solvabiliteit van de woningcorporaties) verdisconteerd met de schade.
  • De berekening van scenario 4 is een zeer arbitraire. Bij een totale systeemcrisis met een omvang van € 84,5 miljard gaan zaken spelen, die wij op gemeentelijk niveau niet kunnen inschatten, zoals sterk stijgende marktrentes, omvallende banken en EU-steun. Bovendien kan in zo’n geval onduidelijkheid ontstaan over de waarde van het corporatiebezit en de verdiencapaciteit van de corporaties op basis van dat bezit.

Het risicobedrag van de via het WSW geborgde leningen schatten we op € 5,5 miljoen. De kans schatten we op 1%.

9. Rechtstreekse borging geldleningen

Programma: diverse
Bedrag: 5.700.000 structureel
Kans: 5%.

Het schuldrestant van de rechtstreeks door Hilversum geborgde leningen bedraagt per 31 december 2015  € 5,7 miljoen  (zie ook bijlage 8.3.7) ‘Gegarandeerde geldleningen’). Het gaat hier vooral (ook) om woningbouwleningen (circa € 4,5 miljoen) maar ook om andere leningen, zoals aan de bibliotheek, kinderdagverblijf en zweefvliegclub. Het risicobedrag is daarmee tevens 5,8 miljoen.
De kans van optreden schatten wij in op 5%. Bedrag 5% maal € 5,8 miljoen is € 285.000.

10.  Garantie op woninghypotheken

 Programma: 7 (Wonen -/ ISV)
Bedrag: € 2.716.000
Kans: 1%

Per 1 januari 1995 is de Nationale Hypotheekgarantie ingevoerd. Gemeenten konden voor die datum ook garant staan voor hypotheken. Ook in Hilversum was dit het geval. Op basis van de jaaropgaven van financiële instellingen komt het restant bedrag per 31 december 2015 uit op € 2,7 miljoen (zie ook bijlage 8.3.7), staat van gegarandeerde geldleningen).  Daar waar het gaat om spaarhypotheken is het saldo van de lening verminderd met het opgebouwde spaartegoed. Omdat het om zeer oude leningen gaat (minimaal 20 jaar oud) mag er vanuit worden gegaan dat aan deze hypotheken geen ‘onderwater’ risico’s kleven en dat het risico daarom zeer beperkt is. De kans van optreden schatten we daarom op 1%. Risico daarom 1% van € 2.716.000 = € 27.000

11. Stijging participantenbijdrage Stichting Gooisch Natuurreservaat

Programma: 6 (Milieubescherming)
Bedrag: € 55.000
Kans: 25%
Amsterdam heeft aangegeven uit de stichting GNR te willen treden. De achterblijvende gemeenten wensen dit niet statutair mogelijk te maken (benodigd een 2/3 meerderheid). De Hoge Raad heeft zich uitgesproken op 15 april 2016: Amsterdam kan niet uittreden omdat de achterblijvende gemeenten in de procedure voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de participantenovereenkomst inderdaad onopzegbaar is. Amsterdam kan proberen om nog tegenbewijs te leveren maar de Hoge Raad biedt daarvoor weinig ruimte. Voor die discussie heeft de Hoge Raad de zaak verwezen naar het Gerechtshof Den Haag.
Als Amsterdam niet meer bijdraagt scheelt dat het GNR jaarlijks m.i.v. 1-1-2017 circa € 185.000. Via de huidige verdeelwijze zou Hilversum dit structureel circa€ 55.000 extra kunnen gaan kosten. We schatten de kans dat Amsterdam uittreedt op 25%. Het risico bedraagt dan 25% van € 55.000 = € 14.000. Het GNR onderzoekt de mogelijkheden om dit dreigende financiële gat te dichten met nieuwe verdienmodellen, kostenbesparing en samenwerking.

12. Diverse risico’s

Bij de behandeling van de Jaarstukken 2013 door de gemeenteraad (zomer 2014) heeft de portefeuillehouder Financiën aan de raad toegezegd dat, indien er in volgende paragrafen Weerstandsvermogen pro memorie posten (‘P.M.’) staan, een inschatting voor het totaal van de betreffende risico’s zal worden vermeld (T14/103). We kunnen deze toezegging in deze paragraaf niet gestand doen.
Hieronder leest u de beschrijvingen van de risico’s waar het om gaat. We geven er geen kansen en bedragen bij, om de zakelijke belangen van de gemeente te beschermen. Het risico ‘Vervuild grondwater’ is namelijk onderhandelings-technisch gevoelig. En omdat er slechts twee risico’s benoemd worden, zou een totaalbedrag meer herleidbaar kunnen zijn.

Groeiende vluchtelingenstroom

Programma: 2 (Sociale zaken)

De groeiende vluchtelingenstroom van Afrika en het Midden-Oosten naar Europa kan van invloed zijn op de lasten en baten van de gemeente. We bespreken enkele hieruit voortvloeiende risico’s aan de hand van de drie categorieën vluchtelingen die moeten worden onderscheiden:
1. Asielzoekers. Een vluchteling komt alsasielzoekeren gaat de asielprocedure in. Het rijk (COA) regelt en betaalt de opvang. De gemeente heeft geen kosten van de opvang zelf, maar kan wel diverse bijkomende kosten maken (bijv. ambtelijke begeleiding van het proces).
2. Statushouders. Als een asielzoeker de asielprocedure heeft doorlopen en in Nederland mag blijven (een verblijfsstatus krijgt), is hij eenstatushouder. Het aantal statushouders dat een gemeente toegewezen krijgt door het COA staat los van het aantal in een gemeente opgevangen asielzoekers. Gemeenten krijgen een eenmalige vergoeding per statushouder, waaruit de kosten van maatschappelijke begeleiding gedekt worden. Voor de jaren 2016 en 2017 is deze bijdrage verhoogd van € 1.000 naar € 2.370 per persoon per jaar, waardoor ook de kosten van een toename van het aantal statushouders kunnen worden gedekt. Het financiële risico ligt met name op het vlak van een toename van het beroep op gemeentelijke voorzieningen (uitkeringen en geïndiceerde zorg) en huisvesting. In 2016 wordt gezocht naar vormen van tijdelijke huisvesting (periode van maximaal twee jaar) voor statushouders. Vooralsnog komt een groot deel van de extra kosten voor rekening van gemeenten, met slecht gedeeltelijke extra dekking.
3. Afgewezen asielzoekers. Als een vluchteling de asielprocedure heeft doorlopen en niet in Nederland mag blijven, rest uitzetting (Dienst Terugkeer en Vertrek) of illegaliteit. Volgens het Europese Hof hebben landen de plicht om uitgeprocedeerde asielzoekers op te vangen. In het voorgenomen landelijke beleid moeten de zorgkosten voor uitgeprocedeerde asielzoekers (bed-bad-brood-regeling) worden gedekt uit een uitkering van het Rijk. Deze uitkering bedraagt € 70.000 en is uitgekeerd als lumpsum. Vooralsnog is dit voldoende budget om de regeling uit te voeren.

Vervuild grondwater

Programma: 6 (Milieubescherming)

Hilversum werkt binnen de regio samen om het grondwaterkwaliteitsbeheer van het diepere grondwater in het Gooi op te pakken. Binnen Hilversum gaat het om circa vijftig locaties. Per locatie wordt een factsheet opgesteld waarin de provincie en de gemeente de juridische en milieu-informatie met elkaar delen. De gemeente Hilversum staat niet voor alle locaties aan de lat. Uit juridisch onderzoek blijkt dat verschillende locaties door derden moeten worden opgepakt. Eigenaren van locaties met een grote grondwaterverontreiniging hebben de mogelijkheid om hun risico af te kopen bij de provincie. De provincie neemt dan ‘eeuwigdurend’ de verantwoordelijkheid voor de grondwaterverontreiniging over. Welke locaties wel of niet afgekocht gaan worden, en wat de hoogte van de afkoopsommen moet zijn, wordt nu onderzocht.

6.2.4. Weerstandscapaciteit

De weerstandscapaciteit bestaat uit alle financiële middelen waarmee financiële tegenvallers gedekt kunnen worden. Dit betreft zowel incidentele (éénmalige) als structurele (jaarlijks terugkerende) middelen. Ook gaat het om zowel reeds beschikbare middelen (zoals de algemene reserve) als beschikbaar te maken middelen (bijvoorbeeld door verhoging van de OZB).

Onderstaand overzicht toont de verwachte weerstandscapaciteit in 2016. Van de vermelde
reserves hebben alleen de ‘algemene reserve, ongebonden’ en de ‘algemene reserve, gebonden’ de
functie om risico’s op te vangen. De bestemmingsreserves hebben dat per definitie niet. Zij kunnen
evenwel, als de algemene reserves tekort schieten, in geval van nood toch worden aangesproken.

Tabel: weerstandscapaciteit

 

Incidenteel

Structureel

Actueel

1. Algemene reserve, ongebonden

      3.501

6. Onvoorzien

              134

2. Algemene reserve, gebonden

    59.640

7. Stelpost autonome ontwikkelingen

           1.700

3. Vrije bestemmingsreserves

      5.108

subtotaal Actueel Incidenteel
('reserves')

   68.249

subtotaal Actueel Structureel

          1.834

Potentieel

4. Verwachte winst uit verkoop niet-strategisch bezit (programmabegroting 2016)

         750

8. Onbenutte belastingcapaciteit

           6.954

5. Verwachte winst uit grondexploitaties

      2.984

subtotaal Potentieel incidenteel
('stille reserve')

      3.734

subtotaal Potentieel structureel

          6.954

Totaal

Totaal incidenteel

    71.983

Totaal structureel

           8.788

Alle bedragen x € 1.000

Toelichting op de onderdelen van de weerstandscapaciteit

1. Algemene reserve ‘ongebonden’

De zogenoemde ‘algemene reserve, ongebonden’ heeft de functie van buffer voor het opvangen van
risico’s waarvoor geen maatregelen (afsluiten verzekering, instellen van een voorziening op de balans, enzovoort) kunnen worden getroffen. De geraamde stand van deze reserve per 31 december 2015 is € 3,5 miljoen.

2. Algemene reserve ‘gebonden’

De zogenoemde ‘algemene reserve, gebonden’ is oorspronkelijk ingesteld als kapitaal, waarvan de rente ten gunste van de exploitatie wordt gebracht. In de praktijk wordt deze reserve echter al jaren als gewone algemene reserve gebruikt – dus om aan te onttrekken om tekorten op te vangen, en aan toe te voegen als overschotten op de rekening dat toelaten. De geraamde stand van deze reserve per  31 december 2015 is afgerond € 59,6 miljoen.

3. Vrije bestemmingsreserves

De bestemmingsreserves zijn, zoals de term aangeeft, bestemd voor de respectievelijke doelen
waarvoor ze zijn ingesteld. Niettemin vormen ze, als onderdeel van het eigen vermogen,
weerstandscapaciteit die kan worden aangesproken in het geval dat de algemene reserve tekort schiet. Twee categorieën bestemmingsreserves vormen hierop een uitzondering:

  1. beklemde reserves (saldo per 31 december 2015: € 3,2 miljoen). Dit zijn reserves die zijn bestemd voor de dekking van kapitaallasten. In deze categorie vallen de reserves ‘Huisvesting/DHI’, ‘Project Larenseweg’, ‘Herinrichting Marktplein’ en ‘De Vorstin’ (zie staat van reserves).
  2. andere reserves waarvan de bestemming moeilijk te wijzigen is (saldo per 31 december 2015: € 9,9 miljoen). Dit zijn bijvoorbeeld de reserves ‘Decentralisaties Sociaal Domein’, ‘Maatschappelijke opvang en verslavingszorg’, ‘Vrouwenopvang’, ‘Frictiekosten Slank & Hoogwaardig’ en Huishoudelijke Hulp Toelage (zie staat van reserves).

Het geraamde totaal aan bestemmingsreserves bedraagt per 31 december 2015 € 19,2 miljoen
Wanneer we de stand van de bestemmingsreserves per 31 december 2015 corrigeren voor de twee uitzonderingscategorieën (totaal € 13,1 miljoen) resteert een bedrag aan ‘vrije bestemmingsreserves’ van € 6,1 miljoen.

4. Verwachte winst uit verkoop niet-strategisch bezit

De ‘stille reserve’ bestaat uit overwaarde van bezittingen, dat wil zeggen het positieve verschil, als dat er is, tussen de marktwaarde van die bezittingen en de waardering ervan op de balans (‘boekwaarde’). Sinds enkele jaren loopt er een traject om het niet-strategische bezit van de gemeente te verkopen. Op deze wijze wordt een deel van de stille reserve verzilverd. Op dit moment is er in 2018 een opbrengst geraamd van € 750.000 (verkoop Villa). Deze opbrengst is op basis van de programmabegroting 2016 en de hierbij behorende meerjarenraming niet nodig om tot
een sluitende begroting te komen. De verwachte winst uit de verkoop van niet-strategisch bezit kan daarom worden beschouwd als weerstandscapaciteit

5. Verwachte winst uit grondexploitaties

Op grond van de geldende verslaggevingsvoorschriften moeten verliezen op grondexploitaties, zodra ze verwacht worden, worden afgedekt door een voorziening. Winsten mogen evenwel pas genomen
worden als ze gerealiseerd zijn. Op grond van de actualisatie 2016 (Raad van 11 mei 2016) wordt er in 2016 een winst verwacht van € 1.696.000 (het betreft hier overigens een verschuiving vanuit 2015). In 2017 en 2018 zijn de grondexploitaties verlieslatend. In 2020 wordt een winst verwacht van € 1.288.000.

6. Onvoorzien

Jaarlijks wordt in de begroting een post voor onvoorziene lasten opgenomen. Ten laste van dit budget mogen alleen uitgaven worden geboekt die voldoen aan de zogenoemde drie o’s: onvoorzien, onontkoombaar en onuitstelbaar. Een deel van de tegenvallers kan dus met dit budget worden opgevangen. De post ‘onvoorzien’ in de programmabegroting 2016 en volgende jaren bedraagt structureel € 134.000.

7. Stelpost autonome ontwikkelingen

Voor het opvangen van autonome ontwikkelingen is in de meerjarenraming een stelpost geraamd die elk jaar € 850.000 hoger wordt. Binnen de horizon van de programmabegroting  2016 – van 2016 tot en met 2020 – loopt de post op van € 0 (2016 is al benut) tot € 3,4 miljoen (2020). Dat is cumulatief € 8,5 miljoen. Daarmee wordt in de periode 2016-2020 gemiddeld € 1,7 miljoen bijgedragen aan de structurele weerstandscapaciteit.

8. Onbenutte capaciteit Onroerende zaakbelasting

De onbenutte OZB-capaciteit is het verschil tussen enerzijds de OZB-opbrengst bij het door de gemeente Hilversum vastgestelde tarief en anderzijds de opbrengst die zou worden behaald als de gemeente het tarief zou hanteren dat minimaal nodig is om in aanmerking te komen voor een aanvullende uitkering op basis van artikel 12 Fvw (Financiële verhoudingswet). Dit landelijke (voor alle gemeenten gelijke) ‘artikel 12 normtarief’ is een gewogen percentage op basis van de economische waarde van de drie categorieën belastingobjecten (woningen, niet-woningen eigenaren en niet-woningen gebruikers). Het normtarief wordt elk jaar door het rijk vastgesteld en bedraagt voor 2015 (meicirculaire 2014): 0,1790%.
Het gewogen percentage van de gemeente Hilversum, op basis van de door de gemeenteraad voor 2015 vastgestelde tarieven, is 0,1326. Hilversum zit daarmee 0,0464% onder het normtarief. Wanneer dit verschil wordt vermenigvuldigd met de opgetelde economische waarde voor de drie categorieën – € 15,0 miljard – dan levert dit een onbenutte OZB-capaciteit van € 6,9 miljoen op.
Deze berekening is ook gemaakt uitgaande van het meest recente normtarief van het rijk (0,1889), namelijk die van het jaar 2016 (meicirculaire 2015). Wordt deze norm gehanteerd, dan komt de berekening uit op € 8,4 miljoen. Op grond van het voorzichtigheidsbeginsel is in de tabel het bedrag van € 6,9 miljoen opgenomen.

7.2.5. Weerstandsvermogen

Het weerstandsvermogen is de verhouding tussen de aanwezige en de benodigde weerstandscapaciteit. Zoals getoond in de risicoprofieltabel in §3, en in de tabel hieronder, bedraagt de benodigde weerstandscapaciteit € 2,7 miljoen incidenteel en € 2,3 miljoen structureel. Zoals getoond in de weerstandscapaciteitstabel in §4, en in de tabel hieronder, bedraagt de aanwezige weerstandscapaciteit € 72,9 miljoen incidenteel en € 8,8 miljoen structureel. Dit betekent een incidenteel weerstandsvermogen van 26,9 en een structureel weerstandsvermogen van 3,8. Omdat de ‘Overige risico’s’ niet gekwantificeerd zijn, is het bedrag aan benodigde weerstandscapaciteit – en daarmee het weerstandsvermogen- enigszins geflatteerd.

Om een ‘algeheel weerstandsvermogen’ te kunnen bepalen, moeten de incidentele en structurele cijfers bij elkaar worden opgeteld. Dat kan alleen als we bepalen hoe lang we, als dat nodig mocht zijn, mogelijke  structurele tegenvallers willen laten drukken op incidentele weerstandscapaciteit. Het antwoord is: zo kort mogelijk, dus maximaal één jaar. Het is namelijk ongeschreven financieel beleid dat structurele tegenvallers in het eerstvolgende jaar meteen worden gecompenseerd met bezuinigingen. Dit prudente financiële beleid draagt er aan bij dat de structurele weerstandscapaciteit zo min mogelijk aangewend wordt en dus ook niet heel groot hoeft te zijn. Zoals de tabel laat zien, is het algehele weerstandsvermogen 16,3.

Hoe moeten we deze getallen waarderen? In het artikel ‘Een norm voor het weerstandsvermogen’ (B&G,oktober 2006) heeft Smorenberg een beoordelingstabel voor het weerstandsvermogen voorgesteld.

Aan de hand van deze beoordelingstabel vallen zowel het incidentele, het structurele als het algehele
weerstandsvermogen van de gemeente Hilversum in de hoogste categorie en verdienen zij de beoordeling uitstekend.

De gedecentraliseerde regelingen in het sociale domein

De uitvoering van de nieuwe taken is nog geen ‘going concern’. Vandaar dat er een programma Nieuwe Zorgtaken is, die ervoor moet zorgen dat de uitvoering van deze nieuwe taken in een aantal jaren structureel goed is geborgd. Op basis van scenario’s zijn in 2014 schattingen gemaakt over de mogelijke risico’s en tekorten op de uitvoering van de nieuwe zorgtaken en is er een bestemmingsreserve Sociaal Domein ingesteld.

2015 was het eerste uitvoeringsjaar van de ‘nieuwe zorgtaken’. Dit jaar leverde uiteraard belangrijke eerste informatie op over de zorgbehoeften van onze inwoners. Op basis van dit eerste jaar kunnen nog geen trends of analyses worden gemaakt. Zo is niet bekend wat een normale instroom en/of uitstroom is. Daarnaast verwachten we een groeiend beroep op de individuele voorzieningen door statushouders. Tenslotte sluiten we in 2017 een aantal nieuwe inkooptrajecten. Dit kan invloed hebben op de prijs én de omvang (bijvoorbeeld bij het omzetten van subsidies in persoonsvolgende financiering).

Risico inschatting:

Tabel: risico's sociaal domein

Ref.

Risico

Progr.
Oud

Progr.
Nieuw

Kans

Risicobedrag

Benodigde weerstandscapaciteit

incid

struct

incid

struct

1

Jeugd

3

2. Zorg

50%

 0 - 400 

        100

2

Wmo, individuele voorzieningen 

4

2. Zorg

50%

 -500 - 500 

             -

Toelichting

1. Jeugdwet
Programma 3 Onderwijs en Jeugdzaken
Bedrag: € 0 - € 0,4 miljoen incidenteel
Kans: 50%
Vanaf 2016 geldt een nieuw, zogeheten ‘objectief’ verdeelmodel, waarbij het Rijk het macrobudget verdeelt aan de hand van objectieve criteria. Ondanks dat het landelijk budget stapsgewijs daalt met circa 15% in 2017, blijkt dat Hilversum een voordeelgemeente is: het budget groeit met circa 3%. We zien echter op onderdelen dat het beroep op voorzieningen toeneemt. Zo wordt er in 2016 bijvoorbeeld meer geïnvesteerd in de organisatie van Veilig Thuis. Daarnaast zien we een toenemend beroep op jeugdhulp (voorheen provinciaal gefinancierd). Deze jeugdhulp wordt nu nog met subsidie ingekocht, maar vanaf 2017 persoonsvolgend gefinancierd (via een p*q systematiek).
Daarnaast is een risico dat de toegang tot de jeugdzorg niet alleen loopt via het Sociaal Plein, maar eveneens via gemachtigde verwijzers zijn zoals huisartsen, jeugdartsen, medisch specialisten en de gecertificeerde instelling.

2. Wmo 2015 individuele voorzieningen (oude én nieuwe  onderdeel begeleiding/dagbesteding
Programma 4 Welzijn en Zorg, inclusief Volksgezondheid
Bedrag: - € 0,5 - € 0,5 miljoen structureel
Kans: 50 %
Het Wmo-budget voor Begeleiding/dagbesteding 2015 was gebaseerd op historische kosten. Vanaf 2016 geldt ook voor de Wmo een nieuw objectief verdeelmodel en treden herverdeeleffecten op. Op basis van dit nieuwe model ontvangen wij voor de uitvoering van de ‘nieuwe Wmo-taken begeleiding/dagbesteding’ minder budget ( het budget daalt in 2016 met € 1,3 miljoen en vanaf 2017 met structureel € 1,9 miljoen). Daarnaast neemt in 2016 het budget voor de huishoudelijke hulp af (2etranche bezuiniging). Deze bezuiniging op huishoudelijke hulp van in totaal 40% is voor het grootste deel (27%) doorgevoerd in 2015. In 2016 volgt het tweede deel van deze bezuiniging (13%). Voor onze gemeente is dat in 2016 circa € 0,7 miljoen.

De jaarcijfers 2015 hebben laten zien dat de persoonsvolgende financiering bij de nieuwe Wmo taken een efficiënte manier van bekostiging is. Met deze bekostigingswijze worden alleen de werkelijk gerealiseerde uren vergoed. Daarnaast zijn de tarieven in 2015/2016 gebaseerd op objectieve kostprijsberekeningen en lager vastgesteld dan de vergoedingen voorheen. Dit heeft geresulteerd in een incidenteel voordeel in 2015.

De herindicaties voor de huishoudelijke hulp leiden tot een dalend beroep op deze voorziening. We verwachten echter dat we met deze herindicaties de bezuinigingen op de CHT niet kunnen realiseren. Enerzijds komt dit door het aantal uren dat moet worden ingezet om onze bewoners goed te ondersteunen. Anderzijds verwachten we op basis van de kostprijsonderzoeken, dat het huidige tarief onder druk komt te staan. het ontoereikende budget voor huishoudelijke hulp is een landelijk issue.

3. Wmo 2015, onderdeel beschermd wonen
Programma 4 Welzijn en Zorg, inclusief Volksgezondheid
Bedrag: € € 0 mln
De gemeenten in de regio zijn onder de Wmo verplicht tot samenwerking op het terrein van beschermd wonen en hebben het beschermd wonen gezamenlijk ingekocht in 2014. Het Rijk kent het budget voor beschermd wonen toe aan de zogeheten centrumgemeenten. In onze regio is Hilversum de centrumgemeente: Hilversum ontvangt circa € 14 mln voor de hele regio (t.w. € 13 mln algemene uitkering en € 1 mln eigen bijdragen). Met de regiogemeenten is afgesproken dat eventuele voor- en nadelen op het budget worden verdeeld naar rato van het aantal inwoners.

Op basis van de voorlopige cijfers 2015 en de bijgestelde inkomsten wordt ingeschat dat er de komende jaren geen financiële risico’s zijn op het terrein Beschermd Wonen. Deze inschatting is gemaakt op basis van de ervaringen van het eerste uitvoeringsjaar. Nieuwe investeringen kunnen worden gedaan uit het te verwachten structurele voordeel op dit budget. Het scheiden van wonen en zorg is een belangrijk thema binnen beschermd wonen. Mogelijk kan dit leiden tot minder uitgaven op ‘beschermd wonen’, maar bijvoorbeeld meer uitgaven op begeleiding thuis én dagbesteding.

Een onzekere factor is/blijft de inkomsten vanuit eigen bijdrage CAK.

Beheersmaatregelen
De beheersmaatregelen die worden  ingezet om het beroep op de individuele voorzieningen te verlagen zijn:

  • Afronden herindicaties (deze lopen door in 2016)
  • Investeren in versterking dienstverlening sociaal plein
  • Investeren in een goede samenwerking met medisch circuit
  • Goede samenhang realiseren in de uitvoering van de nieuwe zorgtaken en de buurtaanpak waarbij de realisatie van nieuwe collectieve voorzieningen in de buurt
  • Investeren in de aanpak van Multiprobleem huishoudens
  • Blijven investeren in een goede informatiehuishouding.
  • Ook in 2016 rapportages opstellen, waarin over de voortgang en de risico’s wordt gerapporteerd (waardoor risico’s in ieder geval tijdig inzichtelijk zijn) en waarin de effecten op de arbeidsmarkt goed worden bijgehouden en gemonitord.

Bestemmingsreserve als vangnet en voor innovatie
De bestemmingsreserve Sociaal Domein is bedoeld voor de invoeringskosten (de voorbereidingen op de transities in 2014-2016) en als dekking voor mogelijke tegenvallers op de individuele voorzieningen. Verwacht wordt dat de komende jaren het beroep op deze voorzieningen toeneemt als gevolg van een groeiend aantal statushouders. Daarnaast zijn extra investeringen nodig voor innovatie in de collectieve voorzieningen. Dit zijn investeringen die op den duur rendement moeten opleveren, omdat met goede collectieve voorzieningen het beroep op individuele zorg kan afnemen.